De meeste lucht-lucht- en lucht-waterwarmtepompen bestaan uit een binnen- en buitenunit. De buitenunit haalt de warmte uit de omgeving (lucht, grond of grondwater), de binnenunit geeft de verzamelde warmte door aan het verwarmingssysteem binnen (radiatoren, vloerverwarming, …). Maar wat is de ideale positie van de buitenunit? En waar moet je op letten bij de installatie? Dit artikel geeft je alle antwoorden.
Om een hoog rendement te garanderen, moet de buitenunit van een luchtwarmtepomp uiteraard voldoende toevoer van (verse) buitenlucht krijgen. In de stad, waar woningen dicht op elkaar gebouwd zijn, is dat vaak een probleem. Daarom plaatsen heel wat installateurs de buitenunit vaak op het dak. In wijken met meer ruimte voldoet een installatie naast de woning. Meestal wordt de buitenunit dan tegen de zijgevel gemonteerd.
Om een zo groot mogelijk rendement te verkrijgen, beperk je de afstand tussen binnen- en buitenunit het best zoveel mogelijk. Hoe korter de afstand tussen de twee toestellen, hoe minder warmte er verloren gaat tijdens het transport in het buizensysteem.
Moet je tocht een grote afstand overbruggen? Overweeg dan om de buizen extra te isoleren. Zo beperk je het warmteverlies. Een maximale lente van 20 meter is aanbevolen, al geven sommige fabrikanten ook afstanden tot 100 meter aan. Maar dat is voor de grotere installaties
waar er meerdere binnenunits aangesloten zijn op 1 buitenunit. Dit zijn de multi groepen.
Niet alleen de afstand speelt een rol, ook de hoogte van de buitenunit is belangrijk. De afstand van de kelder naar een plat dak loopt al snel op. De afstanden variëren van 3 tot 15 meter, afhankelijk van de fabrikant. Om grotere hoogteverschillen te overbruggen is vaak een zwaardere pomp noodzakelijk. Bedenk wel dat grotere afstanden ook een flinke beperking op het rendement meebrengen.
Overweeg je de aankoop van een warmtepomp? Laat je goed adviseren.